Pagina's

maandag 26 oktober 2015

Is een participatie-inkomen de oplossing?

Gratis geld is ‘not done’, je moet er wel wat voor doen. Waarom willen bepaalde (politieke) partijen ons toch massaal ‘aan het werk’ hebben? Zelfs terwijl er steeds minder banen zijn. Is werk dan de panacee voor alles? En vinden we het dan zo erg dat de één fulltime moet werken, terwijl de ander werkeloos aan de kant staat?

Blijkbaar vinden we het heel erg dat wij hard moeten werken terwijl de ander met weinig inspanning de hand op houdt. In een artikel in Trouw van 19 oktober 2015 spraken twee hoogleraren van de VU zich uit over de manier waarop het basisinkomen ingericht zou moeten worden. Voor niets gaat de zon op dus wanneer jij iets doet voor de samenleving mag daar wat tegenover staan, anders niet. Ons sociale stelsel is te duur dus moet het anders. Dat is de redenatie van de hoogleraren. Zij hebben makkelijk praten met hun vaste hoogwaardige banen en een pensioen in het vooruitzicht, dat kan niet iedereen zeggen. Het is net als bij politici lekker makkelijk praten vanuit de ivoren toren.

Definitie van een Onvoorwaardelijk Basisinkomen:
Een vast bedrag dat zonder enige voorwaarden door de overheid wordt uitgekeerd aan ieder individu in de samenleving. Het garandeert om in het basis levensonderhoud te voorzien en deel te nemen aan de samenleving.

Christelijke waarden
Ik kan het niet vaak genoeg herhalen: we hebben allemaal recht op een stukje van deze aarde om te kunnen bestaan. Deze minimale voorwaarde is onvoorwaardelijk, daar hoeft niets tegenover te staan. Werden we vroeger binnen het gezin of de familie opgevangen als we (even) niet voor onszelf konden zorgen, in deze geïndividualiseerde samenleving kunnen wij daar niet meer automatisch op terugvallen. Hebben we geen eigen productiefactoren – kapitaal, eigen grond of de mogelijkheid om arbeid te verrichten – om in eigen onderhoud te voorzien dan moet wat van de welvaart die de aarde ons biedt worden gedeeld.

De hoogleraren Raymond Gradus en Govert Buijs wijzen erop dat een basisinkomen haaks staat op het christelijk-sociale uitgangspunt van wederkerigheid en solidariteit. Van iedereen mag een bijdrage worden verwacht. Vervolgens noemen ze op wat de tegenprestatie voor het participatie-inkomen dan zou moeten zijn. Verder dan actieve om- en bijscholing en vrijwilligerswerk komen ze niet. Maar er is nog veel meer dan dat. De zorg voor (klein)kinderen, ouders, zieken en hulpbehoevenden, maar ook je eigen leven op de rit houden want dat is ook niet altijd voor iedereen even makkelijk. Het is maar wat je onder een bijdrage leveren verstaat.

Foto: Telegraaf

De bureaucratie neemt toe
Gelukkig zien de heren zelf ook in dat de simpelheid van het basisinkomen een flinke impuls kan zijn voor het terugdringen van de bureaucratie in onze samenleving. Toch willen ze het huidige stelsel overeind houden en een deel van de bestaande uitkeringen overhevelen naar het participatie-inkomen. Met dat uitgangspunt dat je er alleen recht op hebt als je er wat voor doet. Lang leve de bureaucratie.

Leuk bedacht door de heren maar wie gaat dat dan controleren? Want als je zelfs de AOW-ers tot 75 jaar wilt laten verplichten om iets te doen voor de samenleving dan controleert straks de ene helft van de bevolking de andere helft. Als vervolgens deze ouderen dat niet doen of niet kunnen dan worden ze gekort. En terugvallen op de familie is er niet bij want iedereen moet in deze geïndividualiseerde samenleving een bijdrage leveren aan de gemeenschap. Getuigt deze regelrechte bezuiniging (als het tenminste nog wat oplevert) van wederkerigheid en solidariteit? Of gaat het hier om een verkapte verhoging van de AOW-leeftijd?

Iedereen wil leuk werk
Het probleem waar we voor staan ligt, anders dan de heren aangeven niet op de onbetaalbaarheid van het basisinkomen, maar op een heel ander terrein, namelijk het gebrek aan betaalde arbeid voor iedereen. Bij volledige werkgelegenheid zou het onderwerp basisinkomen helemaal geen issue zijn. Dan zou de sociale zekerheid niet onbetaalbaar zijn en zou iedereen zijn of haar stukje van de aarde (lees: welvaart) kunnen ontvangen. Maar in die wereld leven we niet (meer).

Wat verstaan we eigenlijk onder het leveren van een bijdrage aan de samenleving? Ik zie de commissies, werkgroepen, rapporten van (meestal) wijze mannen die deze vraag gaan beantwoorden al opdoemen. En als we dat weten dan moet ook de handhaving daarop worden ingericht. Het merendeel van de bevolking is best bereid om iets voor de samenleving te doen, mits op eigen voorwaarden, onder eigen omstandigheden en naar eigen draagkracht. De mens is een sociaal wezen en van nature altruïstisch. Diegenen die echt helemaal niets doen die komen er in het huidige systeem mee weg en dan ook wel.

Vroeger was alles beter
We zijn verworden tot een geldgedreven samenleving waar regeldruk en rendementsdenken hoogtij viert. Alles wordt in geld uitgedrukt en alles wat we doen moet als zodanig worden bezien. Tot aan de jaren ’70 werkte alleen de man in het gezin. De vrouw was thuis zorgde voor het huishouden, dat de kinderen netjes opgevoed en opgeleid werden en was de spil in de gemeenschap. Daar was geen enkele financiële waarde aan gekoppeld. Soms vraag ik mij af of het leven vroeger inderdaad niet beter was, in ieder geval een stuk eenvoudiger en overzichtelijker.

Het leven zal (gelukkig) nooit meer worden zoals vroeger, maar laten we alsjeblieft een systeem inrichten dat de eenvoud van vroeger terug kan halen om de complexiteit van morgen aan te kunnen. Als kind heb ik al geleerd dat je heel efficiënt water naar de zee kunt dragen maar of het effectief is dat is de grote vraag. Als we dan iets gaan veranderen aan ons sociale stelsel laten we dan starten met een onvoorwaardelijk basisinkomen en niet allerlei daarop gebaseerde gedrochten gaan ontwikkelen.